De Europese Unie probeert haar benadering van databeheer te verfijnen door middel van een nieuwe strategie die de Open Data-richtlijn, de Datawet en het vrije verkeer van niet-persoonlijke gegevens omvat. Uit feedback van Europeanen komt echter aanhoudende bezorgdheid naar voren over de belangrijkste privacywet van het blok – de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) – die erop wijst dat deze de voortgang naar een bloeiende data-economie zou kunnen belemmeren.
Recente reacties op een consultatie van de Europese Commissie bieden waardevolle inzichten in hoe Europeanen dit onderling verbonden beleid waarnemen. Hoewel de raadpleging zich vooral richtte op Open Data en de Datawet, wees een aanzienlijk aantal deelnemers op de noodzaak van een herziening van de AVG. Dit benadrukt een mogelijke kloof tussen de ambitie van de EU voor een dynamische datasector en de praktische realiteit waarmee bedrijven worden geconfronteerd die onder strenge privacyregelgeving opereren.
De Commissie ontving feedback via twee verschillende kanalen: een meer open “Call for Evidence” en een gestructureerde vragenlijst. Het is veelbetekenend dat meer individuen en organisaties (247) kozen voor de vrije vorm van Call for Evidence in vergelijking met de gecontroleerde vragenlijst (171), wat mogelijk een weerspiegeling is van de frustratie over de beperkte ruimte voor gedetailleerde kritiek binnen dit laatste formaat. Deze ongelijkheid roept vragen op over de vraag of de Commissie de feedback die buiten haar formele kanalen wordt gegenereerd op adequate wijze verwerkt.
Er kwamen ook geografische patronen in de reacties naar voren. West-Europese landen, met name Duitsland, België en Frankrijk, domineerden de deelname aan beide kanalen en weerspiegelden hun historische betrokkenheid bij de beleidsvormingsprocessen van de EU. Daarentegen bleven Oost- en Midden-Europese landen grotendeels afwezig bij de discussies, wat mogelijk wijst op een gebrek aan bewustzijn of waargenomen invloed op de ontwikkeling van datastrategieën.
Hoewel de AVG niet het centrale thema van de raadpleging was, riep een opvallende 27% van de respondenten expliciet op om deze op te nemen in toekomstige inspanningen om de wetgeving te consolideren. Dit sentiment komt voort uit de wijdverbreide overtuiging dat te brede interpretaties van ‘persoonsgegevens’ onder de AVG het gebruik van niet-gevoelige gegevens die cruciaal zijn voor innovatie belemmeren, vooral op gebieden als kunstmatige intelligentie (AI).
Respondenten benadrukten herhaaldelijk de noodzaak om gegevensbescherming te verzoenen met de ontwikkeling van AI. Ze benadrukten de inconsistenties in de handhaving van de gegevensbeschermingsautoriteiten in de lidstaten en wezen op het ‘kiss of death’-effect, waarbij te brede interpretaties van persoonlijke gegevens potentieel nuttige toepassingen in de weg staan. Het vereenvoudigen van de naleving van de AVG werd ook aangemerkt als een urgent probleem, maar het fundamenteel aanpakken van de reikwijdte en implementatie van de wet lijkt cruciaal voor het ontsluiten van het datapotentieel van Europa.
De EU staat voor een kritiek moment. De ambitieuze datastrategie heeft vertrouwen en participatie van het publiek nodig om te kunnen slagen. Het aanpakken van deze zorgen rond de AVG, het bevorderen van inclusiviteit in overleg en het garanderen van een consistente toepassing van dataregelgeving in de lidstaten zijn essentiële stappen in de richting van het opbouwen van een echt Europese data-economie.
